Positie innemen
Positie in
nemen blz . 1 - 19
SOCIAAL
DE
INTERACTIEROOS VAN LEARY
Iedere mededeling, die persoon A aan persoon B doet, bevat, behalve een
bepaalde inhoud, óók een omschrijving van
de relatie/verhouding tussen A en B, zoals A deze ziet of wenst.
Voorbeeld: Als een werknemer tegen zijn collega zegt: "Jij
moet wel rekening met mij houden", dan bevat die communicatie een
bepaalde inhoud. Diezelfde inhoud krijgt echter totaal verschillende
betekenissen, afhankelijk van de manier, waarop de werknemer, bij het uitspreken
van de zin, de relatie tot zijn collega definieert. Ga maar na, hoe de
betekenis van de inhoud verandert, als de werknemer - de zin vriendelijk, maar nadrukkelijk uitspreekt - de zin half schertsend en zacht zegt, terwijl hij
erbij lacht - de zin snikkend en half huilend voor zich uit mompelt - de zin uitschreeuwt, terwijl hij boos zijn vuisten
erbij balt. Dit zijn enkele manieren waarop de werknemer de relatie
tot zijn collega kan definiëren en iedere manier is een ander signaal over de manier, waarop de
inhoud verstaan moet worden. |
De omschrijving waarmee we de relatie/verhouding met de ander aangeven,
wordt het 'betrekkingsaspect' van de mededeling genoemd. Het betrekkingsaspect
geeft aan, hoe de inhoud van de mededeling opgevat dient te worden, bijvoorbeeld
als een grapje, als een bevel of als een verzoek. In die zin wordt het
betrekkingsaspect een zogenaamde 'metacommunicatie' genoemd: het is een
communicatie over de communicatie en
geeft indirecte informatie over de bedoelingen.
Veel problemen in de menselijke communicatie ontstaan, doordat mensen de bedoeling van wat gezegd wordt
moeten interpreteren.
Dit komt omdat het betrekkingsaspect van de communicatie bijna altijd
alleen impliciet wordt overgebracht. Terwijl we communiceren, geven we meestal
non-verbaal en niet in uitgesproken bewoordingen de bedoeling weer van wat we
zeggen. Met non-verbale tekens, zoals onze houding, onze gebaren, ons
stemvolume, onze spreektoon en onze gelaatsmimiek, etc., proberen we uit te
drukken hoe de inhoudelijke boodschap opgevat dient te worden en hoe wij de
verhouding / relatie met de ander zien / wensen.
Mensen geven zich gewoonlijk rekenschap van de verschillende manieren
waarop anderen de verhouding tot hen definiëren. We vragen ons dan af wat die
ander bedoeld met die opmerking.
Voorbeeld: als mijn baas mij vraagt of ik koffie in wil schenken is de
inhoud van de vraag wel helder, hoe ik de vraag op moet vatten is niet onmiddellijk duidelijk. Als mijn baas
dat verzoek aan mij doet terwijl ik ergens druk mee bezig ben en hij met zijn
secretaresse zit te kletsen, definieert hij de relatie (verhouding) met
mij als een verzoek wat in zijn ogen
past bij de positie die hij t.o.v. mij inneemt.
Afhankelijk van mijn inschatting / opvatting van hoe mijn baas en ik ons
onderling verhouden tot elkaar , zal ik akkoord gaan en koffie inschenken of
niet akkoord gaan en voorstellen dat hij dat zelf kan doen.
Van de verschillende manieren waarop mensen zelf de verhouding met hun gesprekspartners definiëren geven zij
zich vaak minder rekenschap dan van de manier waarop de ander de relatie met hen definieert.
In contacten is
altijd sprake van actie en reactie waar weer een reactie / actie op volgt, het
één roept het ander op. De opmerking van de één beïnvloedt de reactie van de
ander, etc..
Als je een interactie probeert te analyseren en in stukjes knipt, zie
je dat interactiereeksen, eigenlijk verschillende rondes in het contact zijn.
Actie en reactie verlopen in vorm van een cirkelvormig proces.
Door de wederzijdse beïnvloeding wordt het snel al heel moeilijk het
zogenaamde begin punt van de interactie- cirkel te vinden.
Wij zelf zijn snel geneigd de actie bij de ander te laten beginnen,
onze gesprekspartner doet echter hetzelfde, veel ruzies gaan daarom ook heel
vaak over wie "er" begon !?!.
Als ik me onderdanig ten opzichte van een collega gedraag, dan vraag ik
de ander de leiding te nemen en daarmee roep ik dominant gedrag op bij die
ander op dat moment.
Ik kan deze collega op een ander moment gaan verwijten zich dominant te
gedragen ten opzichte van mij , maar realiseer me niet altijd wat ik met mijn
gedrag in het verleden opriep bij de ander, wie begon nu eigenlijk met
wat.
Het probleem is dan dat deze collega in mijn ogen ten onrechte meende
dat ik mezelf altijd en in alles onder hem plaats. In onze onderlinge
verhouding zal ik dan iets moeten zeggen over hoe ik de verhouding anders zie
dan mijn collega, als hij zich dominant
t.o.v. mij opstelt.
Als ik zwijg, dan houd ik een scheve onderlinge verhouding in stand
In het voorbeeld van de baas die om koffie verzoekt zal mijn
reactie inhoudelijk door de baas opgevat
worden dat hij geen koffie van mij krijgt.
In de manier waarop ik dat
zeg, druk ik uit, hoe ik de betrekking /
verhouding met hem zie, en zeg daarmee , dat ik niet akkoord ga met zijn
definitie (invulling) van onze onderlinge verhouding.
De toon en de woorden waarmee ik dat zeg zal veel invloed hebben op het
verdere verloop van dit gesprek, ook de situatie waarin ik reageer is
bepalend..
De baas heeft ook een werkverhouding met de secretaresse, als ik te
heftig zeg doe het zelf dwing ik hem mogelijk weer heftig op mij te reageren
etc. etc.. Een drie gesprek verloopt daarom meestal heel anders dan een twee
gesprek.
Waar het om gaat is dat iedereen voortdurend ook de verhouding met de
omgeving probeert te omschrijven , naast dat er allerlei inhoudelijke zaken
tegen elkaar gezegd worden.
Het uitleggen van onze bedoelingen en invullen van de betrekking is
soms een moeilijke zaak, woorden zijn soms maar woorden, hoe de daden
(uiteindelijke doelen) zijn moet nog blijken.
Voorbeeld; Als ik een kat probeer te aaien, zal ik in al mijn gedrag,
stem, klein maken etc. proberen uit te leggen dat ik goede bedoelingen heb. Of
de kat mijn goede bedoelingen ( aaien ) ook zo opvat is maar de vraag. De kat
weet niet of het een aai of een klap wordt. Op mijn eerste poging kan de kat
b.v. weglopen, waarna ik een nieuwe poging kan wagen. Hoe ons onderlinge
contact afloopt is de vraag. Mogelijk slaagt mijn volgende poging in vertrouwen
krijgen en kan de kat een aai in ontvangst nemen. In het ergste geval komt de
angst van de kat uit, en wordt het een
klap als die rot kat mijn goede bedoelingen niet wil zien en steeds maar wegloopt.
Voorbeeld van een korte interactie reeks tussen mensen:
Een gesprek tussen twee collega's, Ellen en Jan. Jan is net terug van
vakantie.
Links staat wat ze inhoudelijk tegen elkaar zeggen. Rechts worden
steeds de bedoelde definities van hoe de relatie opgevat dient te worde (het zgn. bevels aspect van de
boodschap) vermeld.
|
Inhoud |
Definitie / bevel over de relatie |
Ellen |
Goedemorgen,, ik heb Frans gevraagd om vandaag de
vergadering voor te zitten. |
Ik regel dat soort afspraken en verwacht dat jij je erbij neerlegt. |
Stel dat Jan deze relatiedefinitie accepteert, dan kan het gesprek
verder als volgt gaan
Jan |
Oh, hoe laat is die vergadering? |
Ik
weet niet of ik het ermee eens
ben dat jij dat mag regelen |
Ellen |
Over een half uurtje, dus om half elf. |
Ik regel dat soort afspraken volg mij. |
Jan |
Oh, dat komt dan beroerd uit, want dan heb ik net een
andere afspraak gepland. |
Ik ben het er niet zomaar mee eens dat jij dat mag
regelen. |
Ellen |
Hè, wat akelig. Had
je dat niet eerder kunnen zeggen; ik ga het niet weer verzetten hoor ! . |
Ik heb er recht op te weten wat jij doet. Jij moet me
op de hoogte houden. Voel je schuldig. |
Stel dat Jan deze definitie van de relatie niet accepteert,
niet op dit bevel wil ingaan, dan kan het gesprek b.v. als volgt verder gaan.
Jan |
Ja, als jij niet even de moeite neemt om te vragen of
het mij uitkomt ... |
Hoor eens, ik pas me niet in alles aan jou aan. Voel
jij je maar schuldig, je gaat te ver met mij. |
Ellen |
Ja, ik moet me wèl naar jou
schikken, maar jij mag gerust andere afspraken maken, zonder mij er in te
kennen. |
Ik ben niet minder dan jij. Ik voel me niet schuldig. |
Jan |
Hoor eens, als jij een ver-gadering
plant, dan doe je dat maar, maar dan kun je niet van mij eisen dat ik dan ook
zomaar kan. |
Ik word kwaad als jij geen rekening met mij houdt. Jij
moet inbinden. |
Stel dat Ellen nu deze definitie accepteert
Nou, doe niet zo flauw. Het is ook belangrijk dat jij
erbij bent. Maar dan verzet ik de vergadering wel naar 12 uur, goed? |
Ik geef toe aan jou. Wordt niet boos op me. |
|
Jan |
Ja, dat lijkt me dan beter. Of jij moet het niet erg
vinden dat ik wat later kom. |
Ik ben tevreden, laten we samen overleggen en elkaar
erkennen |
Ellen |
Nou nee, want we bespreken net de voortgang van het
project en het is belangrijk dat je er dan de hele vergadering bent. Zal ik
het dan verzetten naar 12 uur? |
Ja, laten we samen overleggen |
Jan |
Goed, mij best, als je dat liever wilt, ik kom om
twaalf uur. |
O.k., we overleggen en zijn weer gelijkwaardig. |
Van de fragmenten 1 en 3 kan men zeggen, dat de communicatie
probleemloos verloopt, omdat beide gesprekspartners overeenstemming bereiken
over de definitie van de onderlinge relatie op die momenten: ze antwoorden
complementair op elkaars bevelen.
In fragment 2 is er onenigheid over de definitie van de onderlinge
relatie. In dat fragment wordt de inhoud van het gesprek als het ware
'gebruikt' om de tegenstrijdige bevelen naar elkaar toe te accentueren.
Wie het voorbeeld doorleest, kan zich gemakkelijk voorstellen, hoe in
fragment 1 en 3 de uitwisseling van inhoud op de voorgrond staat. Daarentegen
overheerst in fragment 2 het betrekkingsaspect, hetgeen zich uit in een toename
van de non-verbale communicatie (meer stemvolume, emoties, mimiek, etc.).
Men kan aan het betrekkingsaspect van de communicatie drie elementen
onderscheiden. Het bevat een omschrijving van hoe de spreker:
1. zichzelf ziet
2. de ander(en) ziet
3. zijn relatie/verhouding tot
de ander ziet
Wanneer men zich dit realiseert, wordt begrijpelijk, waarom het
betrekkingsaspect van de communicatie, ook wel het bevelaspect wordt genoemd. Impliciet bevat het betrekkingsaspect
een drieledig bevel aan de ander, namelijk:
1. zie mij zo
2. zie jezelf zo
3. ga met mij zo'n relatie aan
Het betrekkingsaspect definieert niet alleen een relatie, maar houdt
ook een bevel/voorstel aan de ander in, om aan de gegeven definitie te
beantwoorden.
Voorbeeld: De werknemer die snikkend zegt “Jij moet wel rekening
met mij houden”, geeft impliciet zijn bevelen: 1. zie mij als slachtoffer 2. zie jezelf als iemand die verantwoordelijk is voor
mijn verdriet 3. verneder je, voel je schuldig en probeer het goed te
maken |
Door het betrekkingsaspect van mijn communicatie geef ik (impliciet)
zonder dat hardop uit te spreken, mijn
gesprekspartner het bevel, om zich (complementair) in overeenstemming met hoe
ik de relatie definieer op te stellen, dat wil zeggen akkoord te gaan met mijn
definitie van mezelf, van hemzelf en van onze onderlinge relatie.
Wanneer mijn gesprekspartner zich in deze zin complementair opstelt,
bereiken wij op dat moment overeenstemming over onze onderlinge relatie.
Wanneer mijn gesprekspartner het met een van de drie aspecten (zie mij
zo / zie jezelf zus / zie onze verhouding op deze manier) niet eens is, zal
daar het gesprek over verder gaan.
Want tegenover mijn relatiedefinitie zal de ander dan de hare of zijne
stellen en er zal een gesprek over ons contact ontstaan.
In het eerste geval zal deze communicatie ronde glad verlopen, kort
zijn en snel overgaan op een nieuwe volgende ronde.
In het tweede geval bij verschillen over de definitie, zal er meer
gesprek ontstaan over het contact, met diverse verschuivingen in de onderlinge
posities.
Eenvoudig noemen we dan die communicatie, waarbij inhoud uitgewisseld kan worden
binnen een relatiedefinitie, waarover beide gesprekspartners het op dat moment
eens zijn, de inhoud kan voorop blijven staan.
Gecompliceerd noemen we die communicatie, waarbij gesprekspartners het niet eens
zijn over de definitie van hun onderlinge relatie. Ze wisselen dan niet zonder
meer boodschappen uit, maar proberen elkaar te beïnvloeden in de richting van
hun eigen definitie van de relatie. In dat geval komt de metacommunicatie op de
voorgrond en verschuift de inhoud naar
de achtergrond.
Hierbij kun je als voorbeeld denken aan een werkoverleg dat de
bedoeling had om bepaalde concrete zaken te regelen en overheerst wordt door
gebakkelei waar niets uitkomt..
Communicatieproblemen lijken vaak zo onontwarbaar, omdat de
gesprekspartners zich er geen rekenschap van geven, dan hun conflict ligt op
het betrekkingsniveau van de communicatie.
Ze maken dan eindeloos ruzie op het niveau van de inhoud. (
Bijvoorbeeld gaan we naar Praag of
Parijs), dit is dan vruchteloos en leid niet tot een oplossing, omdat
het conflict op betrekkings niveau ligt ( zoals b.v.
; wie maakt hier de dienst uit en bepaald dat).
Zo’n probleem kan pas opgelost worden als beiden gaan praten over hoe
ze met elkaar praten.
Mensen verschillen onderling in de mate waarin ze zich in de
verschillende posities thuis voelen.
Hoe meer vaardigheden je hebt om je in verschillende posities te
manifesteren, hoe makkelijker je ook in contacten in positie kan verschuiven.
De mate waarin je dat laatste kan, bepaalt de variëteit die je in contact met
anderen aan kan gaan.
Het kan je helpen om te beseffen dat wat je terug krijgt van anderen,
voor een groot deel bepaald wordt door wat je zelf oproept bij anderen. Voor
jezelf is het soms van belang om te
weten vanuit welke positie je op een bepaald moment communiceert.
Door helder te krijgen op wat je op verschillende momenten met je
houding oproept, kun je veel over jezelf te weten komen.
De Interactieroos van Leary kan een hulpmiddel zijn om meer zicht te
krijgen vanuit welke positie je vaak communiceert,. met welke persoon op welk
moment over welk onderwerp.
Een positie innemen is geen vast gegeven. maar steeds een keuze in een
moment opname. Tijdens de communicatie vinden steeds verschuivingen van
posities plaats, complementair als de posities op elkaar aansluiten in
onderlinge verhoudingen, symmetrisch als ze dat niet doen en tot onderhandelen
aanzetten. (Jij hebt vorige week………….., nu ben ik aan de beurt om………?)
Met anderen omgaan is als het leuk en goed gaat een dynamisch proces en geen statisch
gebeuren. Een gemotiveerd gekozen
strategie helpt om communicatie doelgericht te beïnvloeden
Er zijn acht manieren te onderscheiden, waarop gesprekspartners hun
betrekkingen tot elkaar definiëren. Deze manieren van gedragen worden ook
wel communicatiestijlen posities
genoemd.
Deze acht posities tezamen wordt
de interactieroos van Leary genoemd.
De interactieroos van
Leary
Op de horizontale as wordt de mate van toenadering, contact
zoeken, streven naar overeenstemming gericht op samen aan de rechterkant , en
afstand scheppen, kritisch zijn, benadrukken van verschillen en vermijden van
betrokkenheid ( tegen ) aan de linkerkant van de as weergegeven. Rechts is gebaseerd op gevoelens
van liefde (toenadering) voor de ander, links op de as staat kwaadheid
(rebelleren, afwenden , isoleren en ageren)
.
Op de verticale as wordt de mate van dominantie /
hiërarchische positie / deskundigheid uitgedrukt. In een gesprek met een ander
in een specifieke situatie op een bepaald moment, aan de bovenkant van de as. Je minderwaardig / ondeskundiger /
onderdaniger gedragen en voelen ten
opzichte van een ander zit aan de onderkant van deze as.
In tekening gebracht
BETER
B T B S
Kijk naar mij en Jij kunt beter naar mij
voel je minderwaardig
luisteren, ik denk er meer
ik weet
het beter dan jij verstand van te
hebben
T B S
B
Wees bang voor mij
Wij mogen elkaar
Jij stelt niet veel
voor
Steun op mij en vind
Zonder mij gaat het
niet
me aardig, ik stimuleer je
AFZETTEN
TOENADEREN
T O
S
O
Je zal wel de pest aan mij
Zeg jij maar wat je wil
hebben en me
afwijzen ik pas me wel aan
en
ik zal het wel weer
doe wat je zegt
verkeerd doen
Bemoei
je Jij moet mij
maar niet met mij helpen
en leiding
ik stel niet zoveel geven
want ik weet
voor, laat me maar
het niet zo goed
O
T
O S
Afhankelijk van de situatie heeft
iedere communicatie stijl zijn eigen (strategische) effect op het contactverloop en inkleuren van de
onderlinge verhouding.
De acht posities in één woord.
COMPETITIE LEIDEN
AGRESSIEF
STEUNEN
OPSTANDIG
AANPASSEN
TERUG AFHANKE-
TREKKEN LIJK
De positie die de een inneemt
heeft gevolgen voor de positie van de ander.
Op iedere actie volgt een reactie
van de ander.
Omdat personen de vrijheid hebben
om te kiezen voor een bepaalde reactie (positie), zit er beweging en
ontwikkeling in een contact.
Iedere deelnemer heeft met die
keuze vrijheid een krachtig instrument in handen om de communicatie te
beïnvloeden.
De noodzaak om te bewegen hangt
sterk samen met de belangen die één of beide partijen in het communicatie spel hebben.
Als er voor één van beiden veel
belangen zijn verbonden aan niet bewegen (vasthouden van een positie), wordt
het communiceren een lastige aangelegenheid.
Voor een effectieve communicatie
is het belangrijk om de eigen belangen
en die van de ander duidelijk te hebben.
SITUATIE
Positie kiezen wordt tevens sterk
beïnvloed door de situatie. Iemand die net de Jackpot heeft gewonnen
communiceert anders met zijn omgeving
dan iemand die net zijn baan is kwijtgeraakt.
RIJK
Voor een gevarieerde rijke communicatie
is het van belang dat je alle posities in je gedrags
repertoire hebt.
Geluk is in deze opvatting te definiëren als de mate
waarin je het vermogen hebt flexibel te
kunnen wisselen van positie.
Mensen die bijvoorbeeld nooit even
onder kunnen zitten en de inbreng van de ander weten te waarderen, beperken
zichzelf net zozeer in hun contact
mogelijkheden, als mensen die zich altijd op stellen alsof ze nooit ergens
verstand van hebben.
De positie BOVEN - SAMEN (BS) LEIDEN
1. Hoe zie ik mezelf: ik
ben sterker, beter dan jij, ik overzie 'het'
Hoe zie ik
de ander: jij bent zwak en hulpbehoevend
Hoe zie ik de relatie: jij
kunt beter naar mij luisteren
2. In een tweegesprek:
Verbale communicatie: de ander
raad geven, beïnvloeden, overtuigen, iets suggereren, dingen regelen en
organiseren voor de ander, problemen voor de ander oplossen, de ander iets
vóórdoen, leren, ongevraagd uitleggen. Stellig en met flair spreken, zichzelf
ponerend, beter weten, Zinnen gebruiken
met de vorm 'ik vind…, 'als ik jou was... ', 'volgens mij... ', veel aan het
woord zijn, indringende stem, de ander
soms interrumperen.
Non-verbale communicatie: energiek,
vooruit zitten, woorden vaak met gebaren onderstrepen, de ander indringend
aankijken.
3. In een groep:
Verbale communicatie: als in een
tweegesprek, dus: eigen mening doorzetten, domineren, adviseren, gedragingen
die horen bij het vervullen van taakgericht leiderschap: het gesprek beginnen
en structureren, groepstaak definiëren, oplossingen aangeven, de orde
handhaven, informatie en eigen mening geven, de tijd bewaken, beslissingen
nemen, normen stellen.
Non-verbale communicatie: aan het
hoofd van de tafel of centraal in de groep zitten, veelvuldig de groep
rondkijken, niet altijd goed luisteren naar anderen en soms tekenen van
ongeduld geven als anderen lang aan het woord zijn, gespannen houding, serieus
gezicht, knipogen naar 'concurrerende leiders'.
4. Complementair gedrag
Afhankelijk en volgzaam zijn, behoefte hebben aan orde, structuur en
leiding, leiders bewonderen: de positie en Samen en Onder (SO en OS).
5.
Voorbeelden van situaties, waarin deze positie
functioneel is: als je expert bent en kennis of informatie
wilt overdragen; als er efficiënt vergaderd moet worden, als opdrachten gegeven
moeten worden, initiatief of coördinatie
nodig is,
disfunctioneel is: als de ander zichzelf moet leren
helpen of zelfstandig wil beslissen, als de anderen hun eigenideeën willen
formuleren en als democratisch functioneren in een groep hoge prioriteit heeft,
als mensen om andere dan zakelijke redenen bij elkaar zijn, bijvoorbeeld voor
persoonlijk contact.
VALKUIL (teveel van het goede) : dwingen en drammen.
De positie SAMEN - BOVEN (SB) STEUNEN
1. Hoe
zie ik mezelf: ik ben
evenwichtig, betrouwbaar en sympathiek
Hoe zie ik
de ander: jij bent ook evenwichtig en sympathiek
Hoe zie ik de relatie: wij
mogen elkaar graag
2. In een tweegesprek:
Verbale communicatie: initiatieven
nemen, ordenen, organiseren de ander op zijn gemak stellen, moed inspreken,
troosten, opbeuren; vriendelijk en attent voor de ander zijn, diensten
bewijzen; de ander prijzen c.q. verontschuldigen, aardige dingen over hem
opmerken, begrip tonen, meeleven. Veel aan het woord zijn, veel praten in
termen van 'wij samen'.
Non-verbale communicatie: vriendelijk
kijken, veel oogcontact zoeken, knipogen, de ander vriendelijk aanraken
(schouderklop, vriendelijke por, door het haar strijken), de ander materiële
attenties bewijzen, voorkómend zijn.
3. In een groep:
Verbale communicatie: als in een
tweegesprek, naar allerlei mensen toe, verder:
positieve dingen over de groep opmerken, uitnodigen tot samenwerking, cohesie
versterken door in-out-group-verschil aan te geven,
manieren van samenwerken voorstellen, compromissen zoeken, humoristische
opmerkingen maken, moraliseren tegen deviante groepsleden, protest en conflict
binnen de groep niet ernstig nemen.
Non-verbale communicatie: als onder
2 en verder: een centrale positie in de groep hebben, veel lachen, oogcontact
met veel mensen in de groep, met iedereen bezig zijn, verdrietig kijken of
huilen bij conflicten.
4. Complementair gedrag
Sympathie, dankbaarheid, behoefte aan steun uitdrukken, harmonie en
gezelligheid waarderen, de posities SB (mits niet te dominerend) Samen en Onder
(SO en OS).
5. Voorbeelden van situaties, waarin deze positie
functioneel is: als de ander verdrietig of angstig
is, als een veilig klimaat nodig is om openheid in het contact te bevorderen,
als het moreel in een groep op een laag peil is geraakt. Als adviezen en
informatie nodig zijn
disfunctioneel
is: als de ander
kritiek op je heeft, protesteert, als de ander toch al erg afhankelijk is, als
een conflict in de groep doorgewerkt moet worden, als een groep geneigd is
alleen maar gezelligheid te zoeken en niet tot zaken komt.
VALKUIL: betweterig, opdringerig, betuttelend.
De positie SAMEN - ONDER (SO) AANPASSEN
1. Hoe zie ik mezelf: ik ben vriendelijk, aardig en
meegaand
Hoe zie ik de ander: jij
bent ook vriendelijk en aardig
Hoe zie ik de relatie: zeg
jij maar wat je wilt, ik ben tot aanpassen bereid
2. In een tweegesprek:
Verbale communicatie: met de ander
instemmen, hem enigszins naar de mond praten, gelijk geven, de ander vleien,
bewonderen, idealiseren, het gedrag van de ander goedpraten, vriendelijke
dingen zeggen, complimenten maken over de ander.
Niet zoveel zeggen en niet te
luide stem, relativeren wat je zelf zegt, door toevoegingen als 'misschien',
'als ik iets mag zeggen', 'ik weet niet of ik het goed zie, maar'
Non-verbale communicatie: beleefd
erbij zitten, naar de ander opkijken, veel ja knikken, veel glimlachen,
gedienstig zijn, vijandigheid, protest en kritiek negeren met verlegenheid.
3. In een groep:
Verbale communicatie: als in een
tweegesprek, en de sfeer in de groep prijzen, respect uitdrukken voor de
'leiders', snel conformeren met de groep, op conventies en normen wijzen,
anderen citeren en napraten, streven naar ontspanning en harmonie in de groep..
Niet uit naam van jezelf
praten (wij, iedereen, je), in gemeenplaatsen praten.
Non-verbale communicatie: als onder
2 en je plaats weten in de groep, lachen om ieder grapje, naïef-optimistisch
rondkijken, goed gehumeurd zijn, stereotype glimlachen.
4. Complementair gedrag
Wederkerige vriendelijke en aardige gevoelens voor de ander uitdrukken,
stevigheid beloven, de posities BS en SB en SO (mits niet te afhankelijk).
5. Voorbeelden van situaties, waarin deze positie
functioneel is: als een ander een initiatief neemt
waar je het mee eens bent, als de welwillendheid van de ander belangrijk is
(sollicitatie, examen) als je iets van een ander gedaan wilt krijgen
(verleiden), als je rust wil in een groep of als er toch al sterke
competitiesfeer is. Als luisteren en uitnodigen en belangstelling tonen voor
het contact nodig zijn, Als je hulp wilt vragen.
disfunctioneel
is: als een appèl op je persoonlijk
engagement wordt gedaan, als een ander je irriteert, als je een vergadering
moet leiden, iemand steeds opnieuw probeert te domineren en lam legt, een
probleem blijvend moet worden opgelost , e.d.
VALKUIL: dweperig, overdreven
onderdanig, gebrek aan eigen initiatief.
De positie ONDER - SAMEN (OS) AFHANKELIJK
1. Hoe zie ik mezelf: ik ben zwak en gewillig, ik heb hulp nodig
Hoe zie ik de ander: jij
bent steviger dan ik
Hoe zie ik de relatie: jij
moet mij helpen en leiding geven
2. In
een tweegesprek:
Verbale
communicatie: de ander om raad vragen, vragen iets voor je te regelen,
iets op te lossen voor je, je moeilijkheden aan een ander voorleggen,
goedkeuring vragen, instemmen met suggesties, advies initiatief van de ander.
Non-verbale
communicatie: afwachtend, weinig en zacht spreken, niet stellend
spreken, maar in vragen.
timide, afwachtende houding, luisteren naar de ander,
ogen neergeslagen of weg kijken, zuchten, huilen, blozen, verlegen glimlachen,
antwoorden met gebaren in plaats van met woorden (ja knikken, nee schudden,
schouders ophalen).
3. In een groep:
Verbale
communicatie: als in een tweegesprek, en vragen om leiding, uitleg,
structuur en programma, op vragen antwoorden, dat je het niet weet, niet kunt,
met iedereen instemmen, bewondering voor iedereen uitspreken, Heel weinig
zeggen, er vriendelijk bijzitten, onhandig.
Non-verbale
communicatie: als onder 2 en teruggetrokken plekje in de groep, met
ontzag tegen anderen opkijken, vooral tegen
'leiders', veel ja knikken, afwachten.
4. Complementair gedrag
Stevig, zelfbewust gedrag, wat houvast en steun belooft, de posities BT
en BS, SB en in
mindere mate SO.
5. Voorbeelden van
situaties, waarin deze positie
functioneel
is: als je
compleet vast zit, het niet meer ziet, als je dringend hulp van een ander nodig
hebt, als je getroost of absoluut geholpen moet worden. Als je toestaat om even
niet te weten, te voelen wat je voelt, te twijfelen.
disfunctioneel
is: als je zelfstandig wilt
zijn, als anderen op je rekenen, als je invloed wil uitoefenen, als je kwaad
bent op anderen.
VALKUIL: Overdreven gevoelens van
minderwaardigheid, door onmacht laten overspoelen.
De positie ONDER - TEGEN (OT) TERUGTREKKEN
1. Hoe zie ik
mezelf: ik doe alles verkeerd,
het is mijn eigen schuld
Hoe zie ik
de ander: jij bent bedreigend
Hoe zie ik
de relatie: bemoei je maar niet
met mij, ik stel niet veel voor
2. In een tweegesprek:
Verbale
communicatie: zelfverwijten uiten, jezelf afbreken, 'slecht' noemen, de
ander ontmoedigen om iets met je te doen.
Bijna niets zeggen, heel zacht praten en stuntelig naar woorden zoeken,
klagende toon.
Non-verbale communicatie: bemoei je
maar niet met mij, ik stel op dit
moment niet veel voor, de ander niet aankijken, in elkaar gedoken
zitten, triest kijken, zuchten, snikken, huilen, antwoorden met gebaren in
plaats van met woorden (ja knikken, schouders ophalen).
3. In een groep:
Verbale communicatie: als in een tweegesprek,
en het falen van de groep aan jezelf wijten, kritiek en boosheid van anderen op
jezelf betrekken en zonder meer incasseren,
ontevredenheid
met eigen gedrag uiten, niets zeggen op eigen initiatief.
Non-verbale
communicatie: als onder 2 en in een hoekje zitten, niet meedoen, star en
immobiel erbij zitten, individualistisch, gereserveerd, zich onttrekkend.
4.
Complementair gedrag
Op hem neerkijken, negeren, bestraffen en
bekritiseren, de posities BT en TO (mits niet te afhankelijk).
5. Voorbeelden van
situaties, waarin deze positie
functioneel is: als je gefaald hebt ten opzichte van een ander, je
schuldig voelt, onmachtig, geen contact kunt verdragen.
E.e.a.
even wil laten rusten.of loslaten.
disfunctioneel is: als je
contact met een ander wilt, als je wilt dat de ander zich voor
je interesseert, op je ingaat, als je in een groep
het gevoel wilt hebben opgenomen te zijn, erbij te horen.
VALKUIL: ontwijken, vermijden,
onttrekken aan activiteiten.
De positie TEGEN – ONDER (TO) OPSTANDIG
1. Hoe zie ik mezelf: ik ben anders dan anderen, heb niemand nodig
Hoe zie ik de ander: jij bent onbetrouwbaar, mag mij niet
Hoe zie ik de relatie: verwerp me, haat me maar
2. In een tweegesprek:
Verbale
communicatie: de ander niet vertrouwen, kritische vragen stellen, niet
geloven, positieve gevoelens van de ander ontkennen of negeren, cynisch doen,
de ander afweren, wrok koesteren, de ander uitdagen, boos maken, afwijzen,
steeds wijzen op het verschil tussen jezelf en de ander. Steeds op vinnige,
sarcastische toon praten.
Non-verbale communicatie: de ander in de
gaten houden, vinnig boos gezicht, nee schudden terwijl de ander praat, niet
sociaal erbij zitten, afzetten tegen anderen.
3. In een groep:
Verbale
communicatie: als in een tweegesprek, en autoriteiten bekritiseren,
initiatieven van anderen wantrouwen, opstandig zijn, je nauwelijks of niet
laten overtuigen, conflicten uitlokken, deviant zijn, tegenstemmen bij
voorstellen, je niet storen aan conventies en regels in de groep,
'groepsgevoelens' belachelijk maken, positieve gevoelens belachelijk maken,
hulp sarcastisch weigeren. Weinig over jezelf zeggen, maar cynisch commentaar
leveren op anderen en de groep.
Non-verbale
communicatie: als onder 2 en onconventioneel gedrag, er observerend
bijzitten, eventueel wat buiten de groep, geïsoleerd, anderen nooit aanraken en
niet aangeraakt willen worden.
4. Complementair gedrag
Kwaad worden, autoritair optreden, verwerpen, de positie en BT en BT, ook
TO (mits niet te afhankelijk).
5.
Voorbeelden van situaties, waarin deze positie
functioneel is: als een ander onecht is, zich aardiger voor wil doen dan
hij is, als de deelnemers van een groep zich te afhankelijk opstellen ten opzichte
van de 'leider' of ten koste van alles conflicten willen vermijden. Als je
grenzen wil stellen, op je hoede bent, kritisch en goed af wil wegen wat jou
belang is.
disfunctioneel is: als je behoefte heb aan affectie,
nabijheid van een ander, als een
veilig groepsklimaat belangrijk is, bijvoorbeeld om
persoonlijke gevoelens te kunnen bespreken.
VALKUIL: halsstarrig verzet,
koppigheid, dwarsliggen, ziekelijk wantrouwen, voortdurend af-
keren
De positie TEGEN - BOVEN (TB) AGRESSIEF
1. Hoe zie ik mezelf: ik ben kwaad, bedreigend
Hoe zie ik de ander: jij
bent vijandig en waardeloos
Hoe zie ik de relatie: wees
bang voor mij
2. In een tweegesprek:
Verbale communicatie: de ander afstraffen,
bang maken, bedreigen, afkeuren, de ander uitlachen, kleineren, voor schut
zetten, de ander beschuldigen uitschelden. Luid praten, schreeuwen, de ander
interrumperen
Non-verbale
communicatie: de ander aanvallen,
pijn doen, rigide vasthouden aan regels,
dreigend aankijken, vuisten ballen van woede, mimiek van kwaadheid.
3. In een groep:
Verbale
communicatie: als in een tweegesprek, en normen en discipline eisen, laten
zien dat anderen tekort schieten, sancties voorstellen en toepassen, streng moraliseren.
Non-verbale
communicatie: als onder 2 en kwaad zijn op de hele groep, de gang van
zaken, zich afzetten tegen de groep, kwetsbare mensen als mikpunt kiezen.
4. Complementair gedrag
Bang zijn, je schuldig voelen, huilen, de positie en OT en in mindere
mate SO.
5. Voorbeelden van situaties, waarin deze positie
functioneel is: als een ander jezelf of anderen
benadeelt of kwetst, als iemand in een groep het werk onmogelijk maakt, de
sfeer verziekt, en er corrigerend opgetreden moet worden. Als duidelijke
grenzen gesteld moeten worden, zinloosheid van iets aangetoond moet worden,
wakker schudden nodig is.
disfunctioneel
is: als een ander onschuldig
is, uit onmacht faalt, als iemand in de groep als 'zwart schaap' misbruikt
wordt, als een overdreven discipline wordt geëist waar samenwerking nog moet
ontstaan.
VALKUIL: stuk maken, diep
vernederen, cynisme en sarcasme.
De positie BOVEN - TEGEN (BT) COMPETITIEF
1. Hoe zie ik mezelf: ik
ben beter dan de ander, vertrouw alleen op mij
Hoe zie ik
de ander: jij bent niet mijn gelijke en zwak
Hoe zie ik de relatie: kijk naar mij en voel je
minderwaardig
2. In een tweegesprek:
Verbale
communicatie: indruk maken op de ander, hoog over jezelf opgeven, bezig
zijn met jezelf en je eigen prestaties, competitief en jaloers zijn over wat de
ander doet of kan, steeds het initiatief in handen houden, jezelf als absoluut
expert presenteren. Veel en luid aan het woord zijn, 'ik-zinnen'
gebruiken, de ander interrumperen, veel aandacht vragen.
Non-verbale
communicatie: rechtop staan of zitten, sceptisch kijken als de ander iets
goeds over zichzelf zegt, wanneer de ander het initiatief neemt, gapen, weg
kijken, tekenen van verveling en ongeduld geven, aandacht opeisen.
3. In een groep:
Verbale
communicatie: als in een tweegesprek, en jezelf centraal stellen en de
aandacht van de groep trekken, rivaliseren met 'leiders', jezelf
rechtvaardigen, kritiek negeren, geen interesse tonen voor anderen of voor samenwerking
aan een groepstaak, egocentrische humor.
Non-verbale
communicatie: als onder 2 en opvallende gebaren om aandacht te trekken, te
onpas opstaan, wat buiten de kring zitten, pretentieus en snobistisch gedrag,
ironisch lachen als anderen bezig zijn of initiatief nemen.
4. Complementair gedrag
Tegen hem opkijken, hem bewonderen, de positie en SO en OS, en in
mindere mate OT.
5. Voorbeelden van
situaties, waarin deze positie
functioneel
is: als je
prestige wil winnen, vertrouwen wil wekken dat je deskundig en stevig bent, de
zaken overziet en in de hand moet houden.
disfunctioneel is: als je op gelijke voet met een ander wilt omgaan, als
competitie gevoelens in een groep tot een loze machtsstrijd leiden, die andere
ontwikkelingen ( emancipatie ) blokkeert.
VALKUIL: vijandige opstelling,
geen ruimte aan anderen geven , uit de hoogte doen.
BRON:
Een
bewerking van de interactieroos van Leary door Ada Krale en Gilles Tak
Huiswerkopdrachten bij artikel
Positie Innemen
·
Huiswerkopdracht (Positie
Kiezen)
-
Beschrijf een positie (uit de roos van Leary) die je onlangs op je werk
t.o.v. een
andere persoon in nam in een bepaalde situatie die jou nogal raakte.?
- Beschrijf de situatie waarin dit contact plaatsvond (werk-overleg , vergadering werkplek, etc) en wat precies er tussen jullie gebeurde.
- welke “definitie” van jezelf
gaf je toen in die situatie aan de ander
- hoe reageerde de ander op jou
(welke “definitie” van zichzelf gaf die persoon aan jou)
- Beschrijf de relatie die
jullie even met elkaar hadden in termen van; (complementerend) aansluitend bij
elkaar,(b.v. wil je voor mij koffie inschenken vraagt de een, de ander reageert
met akkoord gaan met het verzoek, zegt ja en doet dat ook) of (symmetrisch)
niet aansluitend bij elkaar ( b.v. wil
je mij dat rapport even aangeven wordt beantwoord met nee nu even niet ik ben
nu bezet met iets anders.)
- Welke positie neem je vaak in
t.o.v. collega’s op je werk
- Welke positie neem je vaak in t.o.v.
je leidinggevende op je werk
- Welke positie neem je nauwelijks in op je werk?
-
Waaraan denk je dat dat ligt?
- Wat denk je dat met je manier van doen oproept bij anderen ?
-
Daag jezelf eens uit in een
bepaalde situatie in een positie te gaan zitten die niet zo vertrouwd voor je
is.
-
Welke zou dat zijn?